Bouwfysische aspecten veranderen mee.
De focus op energiezuiniger bouwen leidt tot steeds beter geïsoleerde spouwmuurconstructies. Dat dit ook gevolgen heeft voor de spouwventilatie wordt vaak vergeten. Niets doen, is echter vragen om problemen.
In de jaren ‘20 van de vorige eeuw zijn we in Nederland structureel spouwmuren gaan bouwen in plaats van massieve muren. Een spouwmuur heeft drie belangrijke voordelen ten opzichte van een massieve muur, te weten: geen doorslaand vocht, geen optrekkend vocht omdat het binnenblad in de kruipruimte staat, en een minder koude binnenmuur. Het doorslaande vocht bijvoorbeeld belandt in de spouw en wordt via een waterkering met open stootvoegen afgevoerd of via open stootvoegen ter hoogte van de fundering.
Spouwventilatie
Vroeger bouwden we veelal met bakstenen van klinkerkwaliteit. Door de bouwrevolutie in de jaren na de Tweede Wereldoorlog ontstond er behoefte aan bakstenen waarmee sneller kon worden gemetseld. Daarom zijn de bakstenen tegenwoordig veel poreuzer. Deze verandering heeft ervoor gezorgd dat de baksteenleverancier een geventileerde spouw eist. De ventilatie draagt immers bij aan het sneller opdrogen van de buitengevel en voorkomt zowel vorstschade als witte uitslag. Dat het ook meer stookkosten veroorzaakt, is er nooit bij verteld. Je stookt grotendeels de buitenmuur zelf droog, omdat de ventilatie in de spouw de warmte van de binnenmuur naar de buitenmuur verplaatst.
Temperatuurverschil
Afbeelding 1 toont het temperatuurverloop van binnen naar buiten in een niet-geventileerde spouwmuurconstructie. Als uitgangspunt geldt een binnentemperatuur van 20 °C en een buitentemperatuur van -10 °C. In een dergelijke constructie is het temperatuurverschil tussen de buitenzijde van het binnenspouwblad (5. 98 °C) en de binnenzijde van het buitenblad (-3. 96 °C) groot (zie afbeelding 2). Dit verschil zorgt voor een luchtcirculatie, want warme lucht stijgt en koude lucht daalt (zie afbeelding 3). Een heteluchtballon stijgt op door het temperatuurverschil tussen de buitenlucht en de lucht in de ballon. Warme lucht is lichter dan koude lucht, waardoor de ballon stijgt. Op die manier werkt de luchtcirculatie in een ongeïsoleerde en niet geventileerde spouw ook.
Luchtcirculatie
Vanaf de jaren ‘50 werd dan ook – om bovengenoemde redenen – spouwventilatie vereist. Door de spouwmuur ook boven van open stootvoegen te voorzien, kan de warme lucht boven ontsnappen en kan koudere lucht onder in de spouw worden gezogen (zie afbeelding 4). Zo vindt ventilatie van de spouw plaats. Dit is mogelijk omdat er voldoende temperatuurverschil is tussen de lucht in de spouw en de buitenlucht. Maar werkt dit nog wel bij goed geïsoleerde constructies? Bij zeer goed geïsoleerde spouwconstructies is er zoveel warmteweerstand veroorzaakt door het isolatiemateriaal dat het temperatuurverschil tussen de buitenzijde van het isolatiemateriaal (-8. 54 °C) en de binnenzijde van het buitenblad (-9. 43 °C) zo gering is dat er geen ventilatiestroom meer op gang kan komen. De afbeeldingen 5 en 6 laten dit zien. Bij onvoldoende temperatuurverschil in de spouw komt er dus geen ventilatiestroom op gang. In de praktijk zie je bijna altijd nog open stootvoegen boven in spouwmuren (zie afbeelding 7). Deze zijn zinloos. Je kunt immers niets toveren. Als lucht onvoldoende temperatuurverschil heeft, gaat deze niet stijgen. Ook al maak je gaten in een muur. Een ballon met koude lucht stijgt ook niet als je er boven een gat in maakt.
Luchtbeweging
Staat de wind volop op een gevel, dan blaast deze net zo hard in de open stootvoeg onderin de constructie als in de open stootvoeg bovenin. Door de wind op de gevel vindt er geen ventilatie plaats. Wel ontstaat er een horizontale luchtbeweging. Zeer onwenselijk, omdat die veel regenwater door het spouwblad perst. Op afbeelding 8 is te zien hoe regenwater links in de muur wordt gedrukt en er door de onderdruk aan de voorzijde wordt uitgezogen. Waar het water opdroogt, blijven de stoffen uit het water achter. In dit geval sulfaat. Dit is meteen ook de reden waarom de spouw in het buitenland vol wordt geïsoleerd. Vol betekent dat de isolatie 15 mm dunner is dan de spouwbreedte, zodat er vingerruimte voor de metselaar overblijft. Door oneffenheden is de luchtbeweging in de spouw niet meer aanwezig.
Conclusie
Omdat er veranderingen in de bouw plaatsvinden – zoals energiezuiniger bouwen – veranderen er ook bouwfysische aspecten, bijvoorbeeld bij spouwventilatie. Naarmate we beter gaan isoleren, vindt er in de spouw steeds minder ventilatie plaats en daarmee neemt het risico op witte uitslag op de gevel toe. Daarnaast besteden we aandacht aan open stootvoegen boven in de constructie, terwijl deze overbodig zijn geworden. Het voorkomen van een nat buitenspouwblad is veel zinvoller. Gebruik dus klinkers of impregneer de muur met gevelcrème.
Ing. G. H. (Henk) Wegkamp