Aanpak condenserende vochtige lucht.
In een woning wordt dagelijks flink wat vocht geproduceerd. Dat vocht in de lucht is eigenlijk geen probleem. Een stoombad met veel vocht in de lucht is zelfs gezond. Problemen ontstaan pas als die vochtige lucht condenseert.
Wanneer iemand met een bril op tijdens een koude winterdag een warm gebouw binnenstapt, beslaat zijn bril. Omdat hij van buiten komt, is zijn bril een stuk kouder dan de binnentemperatuur. Daarom condenseert het vocht in de lucht op de brilglazen. Hetzelfde geldt voor een koud glas water drinken in de zomer. Ook op het glas ontstaat condens. Vocht in de lucht condenseert dus op koude oppervlakken. Dit fenomeen is in een gebouw niet anders. Heeft men een goed geïsoleerde constructie, maar is hier een koudebrug aanwezig dan is het risico op vochtproblemen groot. In de winter is het oppervlak ter plaatse van de koudebrug koud, waardoor het vocht daar condenseert en er een vochtplek ontstaat. Met alle gevolgen van dien. Niet alleen koudebruggen, maar ook luchtlekken kunnen voor vochtproblemen zorgen. Kijken we naar een wintersituatie, dan is sprake van warme binnenlucht en koude buitenlucht. De warme binnenlucht heeft een hogere waterdampdruk dan de koude buitenlucht. Daardoor wordt waterdamp door luchtlekken in vloer-, dak- en gevelconstructies naar buiten gedrukt. Waterdamp wordt als een magneet door een koud oppervlak aangetrokken. Hoe verder de waterdamp door de geïsoleerde constructie heen naar buiten dringt, hoe meer deze afkoelt. Dit leidt vervolgens tot condensatie en schimmels in de constructie.
Dampdicht en luchtdicht
Een dampdichte laag is ook luchtdicht. Om condensatieproblemen tegen te gaan, moet er een luchtdichte en dampdichte laag aan de binnenzijde van de constructie aanwezig zijn. Let op: een huis goed isoleren betekent niet dat het goed luchtdicht is. Bij houtconstructies (hsb-gevels, platte daken, hellende daken e. d. ) wordt daarom aan de binnenzijde een dampremmende folie aangebracht. Deze dient ter plaatse van alle aansluitingen en overlappen te zijn afgeplakt, zodat één grote luchtdichte laag wordt gecreëerd.
Dampremmer
De naam ‘dampremmer’ zegt het al. Deze remt het waterdamptransport van binnen naar buiten af. Het houdt een gedeelte van de waterdamp tegen, maar niet alles. De dichtheid van een dampremmer wordt aangegeven met de dampweerstand (Sd). Hoe hoger de dampweerstand, des te meer waterdamp de dampremmer tegenhoudt. De waterdamp in de constructie moet er echter ook weer uit kunnen. Reden waarom aan de buitenzijde bij voorkeur dampopen folie wordt aangebracht.
Platte daken
Een dampopen folie op een dakconstructie met een houten balklaag, met aan de buitenzijde een bitumineuze dakbedekking (of kunststof), heeft echter niet veel zin. Want een bitumineuze dakbedekking is eigenlijk ook een dampremmer. Het vocht in de constructies kan er dus moeilijk uit. Het is daarom noodzakelijk om aan de binnenzijde een goed gesloten dampremmer toe te passen. Dit lukt nooit helemaal. Er zijn altijd kleine beschadigingen door bijvoorbeeld nietjes of schroefgaten. Ook lukt afplakken niet 100 procent. Er zal dus altijd een waterdampstroom mogelijk blijven. De indringende waterdamp wil naar het koudste gedeelte van de constructie: het dakbeschot als het buiten kouder is dan binnen. In een koude periode wordt de constructie geleidelijk steeds vochtiger. Wordt het buiten warmer dan binnen, dan draait de waterdampstroom om en wil deze naar binnen. Dit treedt op in de zomer en op dagen met veel zonkracht in de winter. Omdat dan de binnenzijde de koude zijde is, ontstaat het risico dat er condensatie optreedt op de dampremmer. Ofwel zomercondensatie, zoals op afbeelding 1. Om dit te voorkomen, is het verstandig een matige dampremmer aan te brengen. Vocht in de constructie kan dan via de dampremmer aan de binnenzijde uit de constructie uitdrogen. Dit gebeurt zoals genoemd in de zomer en op zonnesterke winterdagen. De temperatuur aan het oppervlak van de dakbedekking kan dan wel oplopen tot 60 à 70 °C. De waterdampstroom gaat dan van buiten naar binnen. Heeft men aan de binnenzijde een ‘matige’ dampremmer (Sd van 3 à 5), dan kan de constructie naar binnen toe uitdrogen. Is de waterdampweerstand van de dampremmer aan de binnenzijde hoger? Dan blijft het vocht in de constructie. Omdat de binnenzijde nu de koude zijde is, kan hier condensatie optreden. Ook wordt de constructie in de loop der jaren steeds vochtiger omdat door de kleine lekken waterdamp in de constructie kan komen, maar uitdrogen onmogelijk is (zie afbeelding 1).
Intelligente dampremmer
Een alternatief is het toepassen van een intelligente dampremmer. Er zijn twee soorten: Ten eerste een dampremmer die vanuit de ene richting dampremmend is en vanuit de andere richting dampopen. Ten tweede een op vochtigheid reagerende dampremmer. Een dergelijke dampremmer is in een koude buitensituatie dampremmend omdat dan het vochtigste gebied in de constructie het dakbeschot is en de damprem in het droge gedeelte ligt. In een warme buitensituatie ligt de damprem in het vochtige gebied in de constructie en is de dampremmer dampopen. Hierdoor kan vocht aanwezig in de constructie naar binnen toe uitdrogen.
Sedumdak
Er zijn ook situaties denkbaar waarin het dak niet wordt opgewarmd aan de buitenzijde, maar er aan binnen- en buitenzijde wel een dampremmer zit 17 (folie en dakbedekking). Een voorbeeld is een sedumdak (zie afbeelding 2). Bij deze dakconstructie wordt de temperatuur van het dak aan de buitenzijde niet zo hoog als bij een dak met bitumineuze dakbedekking. Er ontstaat dus geen of een minder sterke waterdampstroom van buiten naar binnen. Het vocht dat in de constructie aanwezig is, droogt niet meer naar binnen uit. In de situatie zoals te zien op de afbeeldingen 3 tot en met 6 is vanwege dit principe schade ontstaan toen er aan de binnenzijde een lek ontstond in de dampremmer. Een klein lek in de dampremmer kan al voldoende zijn. Wanneer ter plaatse van het lek vocht condenseert, wordt de waterdruk plaatselijk zo groot dat het via het lek wegloopt in het plafond en er vochtschade optreedt. Dit is geen constante stroom omdat er waterdruk moet worden opgebouwd om het water door het gaatje te persen. Het plafond wordt nat, droogt vervolgens op en blijft weer een tijdje droog. In de tussentijd hoopt er weer water op en bij voldoende druk wordt het plafond weer nat. Deze cyclus blijft zich herhalen. Dit euvel oplossen kan door aan de binnenzijde een dampremmer toe te passen met een hoge dampweerstand (Sd van 100 à 200). Daarnaast moet de folie zelf – ook ter plaatse van de aansluitingen – volledig gesloten zijn. Met afgeplakte nietjes dus.
Ing. G. H. (Henk) Wegkamp