Aandacht voor zonwering en verwarming.
Het wijzigen van bouwkundige zaken als detaillering, isolatie en type glas is van invloed op de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) van een gebouw. Maar ook veranderingen in de niet bouwkundige uitgangspunten gebruikt in de EPC-berekening, hebben effect op de uitkomst.
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft begin dit jaar de energielabelklasse-indeling voor nieuwbouwwoningen vastgesteld. Als voor een dergelijke woning bijvoorbeeld een EPC van 0,60 is berekend – de huidige wettelijke eis – dan hoort hier het energielabel A++ bij. Zodra de woning niet conform de uitgangspunten in de EPC is gebouwd, moet de EPC worden aangepast. Met als mogelijk gevolg dat de EPC hoger uitvalt dan 0,60. Feitelijk wordt dan dus niet meer aan het Bouwbesluit voldaan. Bovendien betekent het in dit geval dat het energielabel op A+ uitkomt in plaats van A++. Een klasse lager. Hier heeft de koper of opdrachtgever echter niet voor getekend.
Zonwering
Een punt van aandacht is de zonwering. Wordt in de EPC-berekening opgenomen dat ‘gewone’ zonwering wordt toegepast, dan moet deze van binnenuit bedienbaar zijn. En dat niet alleen. De zonwering moet tijdens de oplevering aanwezig zijn. Ook zonwerend glas is van invloed op de EPC. Zonwerend glas zorgt er in de zomer voor dat het koeler in het gebouw blijft, omdat het de warmte buiten houdt. Diezelfde werking houdt niet op in de winter, wanneer de warmte van de zon juist welkom is. In de winter moet de gebruiker dan dus meer verwarmen met de verwarming en wordt meer energie verbruikt. Ongunstig voor de EPC. Het kan betekenen dat de uiteindelijke EPC hoger is dan de gestelde eis en men mogelijk een lager energielabel krijgt dan aanvankelijk gedacht.
Verwarming
Aannemers kunnen voor wat de verwarmingsinstallatie in relatie tot de EPC betreft, kiezen uit twee opties: forfaitair of ‘nauwkeurig’ rekenen. De ‘nauwkeurige’ methode is populair. Hierbij gaat het om het soort opwekker (combiketel, warmtepomp e. d. ) en het fabricaat. De keuze kan bijvoorbeeld vallen op een HR-combiketel. De ene combiketel is de andere echter niet. Is een combiketel van merk A voorgeschreven en wordt een vergelijkbare combiketel van merk B toegepast, dan moet een EPN-adviseur dit controleren. Combiketel A met een rendement van 110 procent kan – ten opzichte van combiketel B met een rendement van 109 procent – namelijk een negatief effect hebben op de EPC. Er wordt immers niet alleen gekeken naar het rendement van verwarming, maar ook naar het rendement voor warm tapwater. Combiketel A heeft in dit geval een slechter rendement voor tapwater dan combiketel B en geeft daarom een ongunstigere EPC.
Opwekker
Bij de verwarmingsinstallatie is ook de plaats van de opwekker ten opzichte van de badruimte en het aanrecht van belang. Hoe groter de afstand, hoe meer het water in de leidingen afkoelt en hoe meer energie er verloren gaat. Deze afstand wordt in stappen van 2 m1 ingevoerd in de EPC-berekening (0-2, 2-4, 4-6 m1 enz. ). Wanneer de opwekker van de linker naar de rechter wand wordt verplaatst, kan de ketel bijvoorbeeld 1,5 m1 verder van de badruimte en het aanrecht komen dan gepland. Dit kan de EPC verhogen met 0,02. Zit je op de grens van EPC 0,60 – die nu 0,62 wordt – dan is het energielabel weer een klasse lager.
Vloerverwarming
Een ander punt van aandacht is de toepassing van vloerverwarming. Een frequent geboden optie. Bij een woning gaat het in de meeste gevallen dan om standaard radiatoren in de slaapkamers en vloerverwarming in de leefruimte op de begane grond. Standaard radiatoren verlangen een hoge aanvoertemperatuur; vloerverwarming heeft juist een lage aanvoertemperatuur. Vanwege dit verschil zijn er twee circuits nodig, plus een extra circulatiepomp voor de vloerverwarming. Deze extra pomp verbruikt stroom en kan daardoor het gunstige effect van de vloerverwarming (met lage temperatuur) tenietdoen. Met wederom een hogere EPC en een lagere labelklasse als mogelijk gevolg.
Voorkomen
Wie afwijkt van de uitgangspunten in de EPC-berekening, doet er goed aan een EPN-adviseur te raadplegen. Vraag is of de wijzigingen een gunstig of ongunstig effect hebben op de EPC en of wordt verwacht dat daarmee het beoogde label nog steeds wordt gehaald. Geef de EPN adviseur de opdracht om niet op de grens te gaan zitten, maar laat een marge inbouwen van een aantal honderdste. Hierdoor verklein je het risico dat een woning bij constatering van afwijkingen in een andere labelklasse terechtkomt. Een opstapeling van ‘ongunstige’ wijzigingen moet uiteraard worden vermeden. Geef ook aan welke materialen je wilt gebruiken en met welke fabrikanten je samenwerkt met betrekking tot installaties als verwarming en ventilatie.
Ing. E. (Edwin) Bosma