Afrekenen met onduidelijkheden.
Er bestaat in de bouw nogal wat onduidelijkheid over de gevolgen van thermisch isoleren, de ventilatiebehoefte van een woning en tocht door naden en kieren in constructies. Tijd om daar voor eens en altijd mee af te rekenen.
Ik heb onlangs meerdere seminars gegeven voor leidinggevenden van diverse bouwbedrijven, met als thema ‘Luchtdicht bouwen’. Bijeenkomsten waarbij de deelnemers zich in groepjes van vier bogen over drie stellingen. Te beoordelen met goed of fout. Voorwaarde was dat er binnen elke groep unanimiteit moest bestaan over het gegeven antwoord. Het resultaat was verbluffend. Er werd zeer verschillend over bouwfysische aspecten gedacht, wat weer invloed had op ontwerp- en uitvoeringsuitgangspunten. Het ging om de volgende stellingen:
- Door een huis thermisch te isoleren, wordt het gezonder om in te leven;
- Hoe beter een huis is geïsoleerd, hoe minder de ventilatiebehoefte;
- Tocht, dus naden en kieren in constructies, is slecht voor het gebouw.
Stelling 1
Wie wel eens een biertje in een kroeg heeft besteld, weet dat als het glas of flesje niet beslaat het bier niet koud genoeg is. Een koud oppervlak condenseert mits er voldoende waterdamp in de lucht zit. In een gemiddelde woning is altijd zoveel waterdamp dat koudere oppervlaktes condenseren. In figuur 01 is te zien wanneer condensatie optreedt. Bij een luchttemperatuur van 20 °C en een luchtvochtigheid van 55 procent bevat de lucht circa 10 gram vocht met m3. Condensatie ontstaat als de temperatuur daalt tot onder de 11 °C, omdat de relatieve luchtvochtigheid dan boven de 100 procent komt. Dit is de reden waarom enkelglas altijd condenseert als het buiten koud is. Door het vele condensvocht aan de binnenzijde verrotten vroeger dan ook vaak de onderdorpels van binnenuit. Ook zag je relatief vaak schimmel en mosaangroei op dorpels of in de hoeken van de dorpels met de stijlen. Gaan we het enkelglas vervangen door isolatieglas, dan condenseert het glas niet meer. Ook treedt geen schimmel- of mosvorming meer op. Dit komt omdat de binnenruit van isolatieglas niet koud genoeg wordt. De luchtvochtigheid komt niet in de buurt van de 80 procent. Bij 80 procent relatieve luchtvochtigheid treedt versterkt schimmel op. Schimmels zijn ongezond voor mensen. Ze veroorzaken ziektes en aandoeningen aan de luchtwegen en moeten zoveel mogelijk worden vermeden. Dus moet worden voorkomen dat er koude oppervlaktes in een woning aanwezig zijn. Door te isoleren voorkomen we dat muren, vloeren, daken en ramen afkoelen. Want hetzelfde effect dat bij enkelglas optreedt, doet zich ook voor bij muren, vloeren en daken. Hier is het condensatievocht alleen niet zichtbaar. De oppervlakten absorberen het vocht min of meer. Komt de relatieve luchtvochtigheid aan het oppervlak boven de 80 procent, dan ontstaat ook hier versterkt schimmel. Bovendien stijgt de materiaalvochtigheid; het condensaat wordt door het stucwerk of behang opgezogen. Deze worden zelf ook al snel te vochtig, met schimmelgroei tot gevolg. Dit alles kan worden voorkomen door de buitenschil van een huis goed te isoleren. Dit verhindert de afkoeling van het binnenoppervlak. Een huis wordt dus duidelijk gezonder om in te leven als het goed is geïsoleerd.
Stelling 2
Een koud oppervlak condenseert; een warm oppervlak niet. De achterwand in een koelkast is koud en condenseert zo sterk dat het water ervan afloopt. In een sauna is alles erg warm. Er wordt veel vocht geproduceerd door zwetende mensen en doordat er met regelmaat water op de kachel wordt gegoten. Toch condenseren de wanden en banken niet. Een warm oppervlak condenseert niet. Bovendien hoe warmer, hoe lager de relatieve luchtvochtigheid. Oppervlaktes blijven droog en schimmel heeft geen kans. In een huis waar alle oppervlakten warm zijn omdat de woning is geïsoleerd, treedt dus veel minder snel condensatie op. De noodzaak om waterdamp direct middels ventilatie af te voeren, is veel minder dan in een ongeïsoleerd huis met koude, snel condenserende oppervlakten. Kortom, de ventilatiebehoefte – de noodzaak om waterdamp weg te ventileren –
neemt af naarmate een huis beter is geïsoleerd.
Stelling 3
Bij tocht moet je een verschil maken tussen tocht bij ramen of deuren en tocht door kieren en naden van constructiedelen. Als warme vochtige lucht door een kier of naad van een constructieve aansluiting naar buiten beweegt, dan gaat de waterdamp in het koude gedeelte van de constructie condenseren. Hierdoor kan de constructie inwendig vochtig worden en kan schimmel en verrotting van constructiedelen ontstaan. De constructie – en daarmee het huis – wordt aan getast. Wordt de constructie aan de koude zijde voldoende geventileerd en is de hoeveelheid condensatievocht in evenwicht met de drogingscapaciteit door de ventilatie, dan wordt de constructie niet vochtiger en treedt geen schade op. In koudere perioden is dit bijna nooit het geval. Als door de kier of naad koude lucht naar binnen wordt geblazen, koelen binnen oppervlakten rondom de kier of naad af. Deze gaan hierdoor weer condenseren, met schimmel en aantasting tot gevolg. Tocht door kieren en naden tast het gebouw dus inderdaad aan. Tocht of infiltratie, zoals het in het Bouwbesluit wordt genoemd, is aan steeds strengere regels onderhevig en moet zoveel mogelijk worden vermeden. Tocht bij ramen of deuren tast geen constructiedelen aan. Toch is deze tocht onwenselijk: het leidt tot onnodig veel warmteverlies. Tocht in welke vorm dan ook is een ongecontroleerde luchtstroom (ventilatie). Als we de tocht wegnemen, moeten we het huis wel gecontroleerd ventileren.
Samenvattend: isoleren = minder ventileren, en luchtdicht bouwen = bewust ventileren.
Ing. G. H. (Henk) Wegkamp