Betrouwbaar | Delen van kennis

Luchtdichtheid: we doen vaak maar wat

January 2014 - De Aannemer

Vragen stellen om verrassingen te voorkomen.

Luchtdichtheid moet je ontwerpen. Anders kom je voor dure verrassingen te staan. Al heel wat aannemers hebben die les geleerd, terwijl ze ervan overtuigd waren dat ze luchtdicht bouwen onder de knie hadden.

"Wij bouwen luchtdicht”, wordt er door aannemers vaak vol trots gezegd. Als er vervolgens wordt doorgevraagd – bijvoorbeeld welke qv;10 moet worden behaald, welke luchtdichtheidsklasse daarbij wordt aangehouden en hoeveel dit dan in de uitvoering kost – valt het stil. Doodstil. Het bewustzijn dat men eigenlijk maar wat doet, komt niet veel later. De behoefte aan de juiste informatie is geboren.

Luchtdichtheidseisen
Een gebouw moet volgens het Bouwbesluit voldoen aan vier luchtdichtheidseisen:

  • 1 - Afdeling 3. 5 Wering van vocht.  Artikel 3. 21 Wering van vocht van buiten.  Lid 1 t/m 3 volgens de NEN 2778.  Hierbij gelden hoge testdrukken van wel 650 Pa.  Deze eis is de reden waarom kozijnen bij hoge gebouwen of gebouwen in kustgebieden rondom met primer en tape afgeplakt werden en worden.  Dit is tevens de duurste methode; 
  • 2 - Afdeling 3. 5 Wering van vocht.  Artikel 3. 21 Wering van vocht van  buiten.  Lid 4 volgens de NEN 2690.  Deze eis heeft betrekking op de luchtdichtheid van de beganegrondvloer.  De lekkage vanuit de kruipruimte naar de woonruimten mag niet meer zijn dan 20⋅10-6 m3/m2⋅s.  De eerste en tweede eis hebben te maken met de gezondheid en zijn relatief strenge eisen;
  • 3 - Afdeling 5. 1 Energiezuinigheid.  Artikel 5. 2 Energieprestatiecoëfficiënt.  Lid 1 volgens de NEN 7120.  Deze NEN verwijst naar de EPC berekening waarin onder het hoofdstuk ‘Infiltratie’ een maximale qv;10-eis is opgenomen;
  • 4 - Afdeling 5. 1 Energiezuinigheid.  Artikel 5. 4 Luchtvolumestroom.  Lid 1 en 2 volgens de NEN 2686.  Deze NEN verwijst naar de testmethode waaruit moet blijken hoe de luchtdichtheid van gebouwen moeten worden gerealiseerd.  Als ondergrens geldt 0,2 m3/s bij een drukverschil van 10 Pa voor gebouwen tot een volume van 500 m3.


Besparing
De luchtdichtheid waar de laatste tijd veel aandacht voor is, is die genoemd in de derde eis. In de EPC-berekening is onder het hoofdstuk ‘Infiltratie’ een luchtdichtheid opgenomen waaraan het gebouw moet voldoen. Veelvoorkomende eisen zijn qv;10-waarden van 0,625 dm3/m2⋅s en 0,4 dm3/m2⋅s. Dit betekent dat bijvoorbeeld een woning niet meer mag tochten dan 0,625 of 0,4 liter per m2 gebruiksoppervlak (Ag) per seconde.  Voor een woning met een qv;10 = 0,625 dm3/m2⋅s en een Ag = 100 m2 is dit dan 100 m2 × 0,625 dm3/m2⋅s = 62,5 dm3/s. Omgerekend naar uren: 62,5 dm3/s × 3600 s/h / 1000 dm3/m3 = 225 m3/h. Als je daarbij bedenkt dat in het Nederlandse klimaat voor een verwarmd gebouw van circa 21 °C, 1 m3 tocht per uur op jaarbasis 2,3 m3 aardgas kost, dan valt hier dus een gemakkelijke en grote besparing te behalen. In bovenstaand voorbeeld een besparing van 225 × 2,3 = 517,5 m3 aardgas à 0,70 euro/m3 = 362,25 euro per jaar.  Luchtdichtheid is nummer één in energiebesparing.  De investering in luchtdichtheidsmaatregelen is het snelst terugverdiend. Vandaar dat hier zoveel aandacht voor is.

Ontwerpen

Om de kosten in de hand te houden en de benodigde luchtdichtheid te behalen, is het ‘ontwerpen’ van luchtdichtheid noodzakelijk.  De onderstaande onderwerpen spelen daarbij – in volgorde van belangrijkheid – een rol.

  • 1.  Waar komen of willen we de naden hebben?
  • 2.  Aan hoeveel beweging zijn deze naden onderhevig?
  • 3.  Hoe luchtdicht moeten de naden worden?
  • 4.  Welk afdichtingsmateriaal wordt toegepast?
  • 5.  Wat is de maximaal toelaatbare vervorming van het afdichtingsmateriaal?
  • 6.  Hoe breed moeten de naden worden?
  • 7.  Wanneer moet het afdichtingsmateriaal worden aangebracht?
  • 8.  Wie gaat dit doen?
  • 9.  Welke instructies zijn nodig?
  • 10.  Waaraan moet de ondergrond voldoen en wie controleert dit?
  • 11.  Welke voorbehandeling is nodig en wie controleert dit?
  • 12.  Hoeveel droogtijd is nodig na de voorbehandeling en wie controleert dit?
  • 13.  Hoe moet het afdichtingsmateriaal worden verwerkt en wie controleert dit?
  • 14.  Hoeveel droogtijd is nodig na het aanbrengen, wie controleert dit?
  • 15.  Welke nabehandeling is nodig en wie controleert dit?
  • 16.  Indien mogelijk - alvorens verder wordt gegaan met de afbouw – een luchtdichtheidstest uitvoeren.
  • 17.  Welke onderaannemers werken aan het project en kunnen de luchtdichte schil beschadigen?
  • 18.  Met wie moeten de onderaannemers dit vooraf overleggen?
  • 19.  Welke instructies krijgen de onderaannemers?
  • 20.  Wie controleert het werk van de onderaannemers?


Relatief eenvoudige, maar zeer noodzakelijke vragen die moeten worden beantwoord. De benodigde informatie is in de productomschrijvingen te vinden. Figuur 3 en 5 tonen twee methoden die een zeer goede luchtdichtheid garanderen. Bij een juiste verwerking uiteraard. Alleen al door te lezen, kunnen veel fouten voorkomen worden.

Ing. G. H. (Henk) Wegkamp

figuur 01 figuur 01  figuur 02 figuur 02  figuur 03 figuur 03  figuur 04 figuur 04  figuur 05 figuur 05